‘Gecijferdheid is deel van de basisvaardigheden, daarom doen wij mee’
In Nederland zijn 2,5 miljoen mensen laaggeletterd, waarvan 2,1 miljoen laaggecijferd. Hoe kunnen bibliotheken deze laaggecijferde mensen bereiken en ondersteunen? Dat onderzoeken we de komende periode met een aantal bibliotheken in het project ‘Gecijferdheid telt mee’. We spraken erover met senior-adviseur Taaleducatie Janine Jongen en adviseur Taalhuis Corien van Gelder van DOK Delft. “We zien DOK op dit moment als de lokale ambassadeur van het thema gecijferdheid.”
Over het project
Mensen die laaggecijferd zijn ervaren belemmeringen en problemen met situaties waarin getallen, maten en verbanden een rol spelen. Zij hebben bijvoorbeeld moeite met tijd, met geld of met het volgen van een recept. Bij het begrip gecijferdheid gaat het dus niet om rekensommen, maar om cijfers die in verbinding staan met echte (dagelijkse) situaties.
Het project ‘Gecijferdheid telt mee’ staat onder aanvoering van Hogeschool Utrecht (HU) en is mogelijk dankzij subsidie van Tel mee met Taal – Experimenten. Naast DOK Delft nemen ook de bibliotheken AanZet en Oostland deel. Het project is gericht op kennisdeling, bewustwording, trainen van taalmaatjes, het ontwikkelen van passend aanbod en het opstellen van gerichte promotiecampagnes. De bibliotheken zorgen, met ondersteuning van de Hogeschool Utrecht en Probiblio, voor de praktische uitvoering, ieder met een eigen focus en plan.
Hoe logisch is het volgens jullie dat de bibliotheek aan gecijferdheid doet?
Janine: ‘DOK zet nu nog vooral in op de basisvaardigheid taal. Rekenen vind ik niet bij onze bibliotheek passen, maar gecijferdheid als deel van de basisvaardigheden wel. Gecijferdheid gaat over het begrijpen van de getallen waarmee je dagelijks te maken krijgt: van treintijden, geld en medicatie tot online winkelen en het lezen van recepten. Veel in de taalwereld om ons heen bestaat uit cijferinformatie. Het is dus logisch dat als je moeite hebt met taal, je ook moeite hebt met de woordenschat van cijfers. Lezen ligt zo dicht bij de ‘taal van cijfers’; het is onlosmakelijk verbonden. Door de samenwerking met de Hogeschool Utrecht (HU) ben ik er veel breder naar gaan kijken.’
‘Basisvaardigheden zijn het uitgangspunt van het project ‘Gecijferdheid telt mee’. Hierdoor wisten wij meteen dat deelname aan het project goed moest passen bij de insteek van ons Taalhuis. We hebben een goede groep geschoolde taalmaatjes; volgens die formule willen we ook met rekenmaatjes werken.’
Wat wil DOK met het rekenproject realiseren?
Corien: ‘Met de subsidie ontwikkelen we trainingen voor taal- en rekenmaatjes, gebaseerd op de Taal voor het Leven-training en aangevuld met kennis over rekencontext en functioneel rekenen. De training voor de taalmaatjes is een verdieping op de starttraining die alle taalmaatjes krijgen. Daarmee zijn de taalmaatjes vervolgens in staat om een rekenvraag te herkennen en te adresseren. De training voor de rekenmaatjes gaat dieper in op gecijferdheid en het rekengesprek. Ons doel voor 2022 is om 30 rekenmaatjes te koppelen aan een leerder. En dat taalmaatjes gecijferdheid kunnen inzetten in hun Taalmaatjestraject, als dat nodig is. Wij hopen dat iedereen DOK hiervoor weet te vinden!’
‘De belangrijkste opbrengst van de training moet zijn dat alle taalmaatjes snappen dat gecijferdheid veel meer is dan sommetjes maken. Met hun kennis van en hulp rondom gecijferdheid kunnen zij mensen weer zelfvertrouwen geven. En hen bewust maken van de stappen die ze zelf kunnen nemen, of waar zij voor hulp terecht kunnen.’
‘We hebben lang nagedacht over de term ‘rekenmaatje’, maar we komen er niet goed uit: het zet je op het verkeerde been. We willen juist duidelijk maken dat het niet gaat om sommetjes maken, maar ondersteuning bij alle cijfers die je in het dagelijkse leven tegenkomt en die je niet begrijpt. Wij vinden de term ‘gecijferdheid’ geschikt om te gebruiken voor mensen die er al weet van hebben. Maar mensen die moeite hebben met de taal en de getallenwereld, zal de term weinig zeggen. Ik hoop op de gouden tip!’
Wat hebben jullie zelf met cijfers?
Janine: ‘Toen ik hoorde over het project ‘Gecijferdheid telt mee’ was ik meteen enthousiast. Ik had al eens gehoord over de benaderingswijze van gecijferdheid. Als ik aan rekenen denk, zie ik een som. Maar als ik aan gecijferdheid denk, zie ik cijfers, taal en toepassingen en hoe je je redt in het leven. Ik hou van in relatie tot financiën; maandelijks vul ik gewoon voor mijn plezier een NIBUD-uitgavenlijst in.’
Corien: ‘Ik hou van praktische vaardigheden. Op de middelbare school had ik moeite met wiskunde. Nu mijn twee kinderen op de basisschool zitten, ervaar ik weer hoe taal en gecijferdheid met elkaar verweven zijn. Ik ben daarom extra gespitst op gecijferdheid. Dat komen we tegen bij ons project Taalvisite, dat is bestemd voor kinderen en laaggeletterde ouders. Al direct bij de eerste training beseften we dat het heel makkelijk is om rekentaal in brengen. Goed om te zien dat dat enthousiasme ook op vrijwilligers is overgenomen. Zij staan nu extra stil bij begrippen als ‘groter dan’ en ‘evenveel als’.’
Wat vinden taalvrijwilligers en samenwerkingspartners van gecijferdheid? Stonden zij ervoor open?
Corien: ‘De meesten waren wel nieuwsgierig. Op de terugkomavond voor vrijwilligers waren er 30 taalmaatjes die informatie hebben gekregen over gecijferdheid. Aan de verdiepende training namen 10 taalmaatjes deel – grappig genoeg zaten hier opvallend veel mannen bij. Het zijn wel mensen die allemaal ‘iets’ met cijfers hebben. Na afloop van de training waren ze positief verrast dat het zo goed past bij datgene waar zij al met hun taalmaatje mee bezig zijn. Ze zagen meteen mogelijkheden.’
‘We hebben nu de bestaande groep taalvrijwilligers geschoold. Een aantal van hen wil straks ook de specifieke rekentraining gaan volgen. Voor de rekentraining werven we nieuwe vrijwilligers en vrijwilligers van onze samenwerkingspartners.’
Janine: ‘We zien DOK op dit moment als de lokale ambassadeur van het thema gecijferdheid. Organisaties zoals Formulierenbrigadehulp en taalpartners tonen ook belangstelling. Ik zou alle bibliotheken willen adviseren om met gecijferdheid aan de slag te gaan en het op de lokale kaart te zetten.’