‘Samenwerken met het onderwijs: Bibliotheek Rotterdam en het vo’
Vertel eens over je team en je werkgebied, Rotterdam is best groot.
‘We hebben een heel fijn team dat bestaat uit 2 leesconsulenten, een accountmanager, een coördinator voor de maakplaats en dan mijn functie als adviseur onderwijs. Het werkgebied van de Bibliotheek Rotterdam is groter dan we nu zouden kunnen bedienen. Als we het alleen al over het voortgezet onderwijs hebben, dan spreken we over 86 locaties.’
Jullie werken met missielijnen, wat is jullie missie?
‘Elke missielijn bedient een andere doelgroep gebaseerd op leeftijd. Voor de doelgroep 13 tot 27 hebben we 2 missielijnen. De missielijn (digi)taalvaardigheid (onderwijs) en de missielijn persoonlijke ontwikkeling (vrije tijd). De missielijn taalvaardigheid voor jongeren stelt zich als doel om het vlammetje in de docent weer aan te wakkeren. De docent heeft na onze interventie voldoende kennis en enthousiasme in huis om de lessen taliger aan te kunnen bieden. Ze durven methodes los te laten en daardoor meer lestijd hebben voor lezen (en schrijven).’
‘En deze missie bevat meteen een interessant gegeven. Onze doelgroep is niet primair de jongeren, maar het zijn de docenten. Hoe simpel het ook klinkt, dit omdenken was best een uitdaging.’
Kan je dat uitleggen?
‘Je kan als bibliotheek ervoor kiezen om een school te ontlasten met de uitvoer van losse activiteiten. Als je activiteiten uitvoert in de klas of een groep ontvangt in de bibliotheek, is je doelgroep de jongeren. Je secundaire doel is dat de docent heel enthousiast wordt en vervolgens zelf ook aan de slag gaat met leesbevordering in de klas.’
‘De aanpak waar wij voor gekozen hebben gaat verder. We werken toe naar een moment dat we gemist kunnen worden, omdat de school zelfredzaam is. De kennis die wij overdragen is geborgd in het schoolbeleid en alle docenten voelen zich comfortabel in hun rol als leesbevorderaar.’
Dat is een behoorlijk grote ambitie.
‘Dat is het zeker. Het zelfredzaam maken van een school vraagt een behoorlijke (ingewikkelde) investering van de bibliotheek en de school. Je hebt het dan namelijk over het implementeren van een leescultuur. Veranderingen duren lang en je kan op deze manier niet spreken van een quick fix. Met uitzondering van de monitor kan je geen impact aantonen met concrete cijfers (zoals betere schoolresultaten). Dit vraagt om veel vertrouwen van de school in de bibliotheek en voor beide partijen een lange adem. We zetten in op 6 uur leesconsulent per week, waarvan de leesconsulent minimaal 4 uur per week op de school aanwezig is. Waar we ons in het begin echt in vergist hebben is hoeveel tijd je besteed aan draagvlak opbouwen.’
Hoe zetten jullie de bouwstenen van de Bibliotheek op school (dBos) in?
‘Als we in gesprek gaan met een school komt dat meestal tot stand via de docent Nederlands. Het betrekken van de directeur in een vroeg stadium is erg belangrijk. Er moet vanuit de directie voldoende steun zijn voor de docenten in de vorm van geld, tijd en prioriteiten stellen. Vooral dat laatste is erg belangrijk om duidelijk te maken bij de directeur. Dit project doe je er niet zomaar even bij. Een hoge prioriteit vanuit de directie helpt bij het vergoten van het draagvlak onder de docenten en daarmee uiteindelijk de borging.’
‘Hier proberen we ook echt duidelijk te maken hoe belangrijk tijd is. Tijd in de les voor de leerlingen, maar ook tijd voor de docenten om te werken aan deskundigheidsbevordering. Is er geen tijd, dan moeten we helaas besluiten om het niet te doen. Dit is voorgekomen.’
‘We starten in de brugklas, zodat brugklassers niet anders weten dan dat lezen op school heel normaal is.’
‘In principe is ons concept dat we starten met de brugklas en dat de leerlingen dan meegroeien. Met het idee dat de brugklasser niet anders weten dan dat het een school is waar lezen heel normaal is, maar ook om het behapbaar te houden voor de docenten. In de praktijk blijkt er ook veel vraag te zijn voor de (bijna) examenklassen. Het is nog best even zoeken hoever je mee moet gaan in die vraag, omdat je niet alles tegelijk op kan pakken.’
‘Nadat de intentie is uitgesproken om te starten, plan ik een ambitiegesprek in met de directeur, de vakgroep Nederlands en het liefst ook een bevlogen docent van een ander vak. Hier komt van alles ter sprake met het doel om helder te krijgen wat de verwachtingen zijn. Als die verwachtingen helder zijn kunnen wij vervolgens weer terug leggen wat wij nodig hebben om aan die verwachtingen te voldoen. (En weer gaat het dan vooral om tijd.).’
‘Als alle doelen zijn geformuleerd plannen we het boekenbuffet in. Een gezellige borrel en lekkere hapjes doen het goed, terwijl ik iets vertel over wat dBos inhoudt en waarom de school gekozen heeft om dit te gaan doen.’
Hoe vind je het gaan?
‘Het gaat goed, ons plan van aanpak wordt met de dag beter, maar dat gezegd hebbende erkennen we wel dat de werkelijkheid weerbarstiger is en dat het echt maatwerk is.’
‘Het vraagt veel van onze flexibiliteit en de stapjes zijn soms wel erg klein. Maar, we zijn nu een tijdje bezig en als je de kleine stapjes benoemd en bij elkaar optelt, hebben we al wel heel wat teweeggebracht en zien we dat we op de goede weg zijn. Het is een ontzettend mooi en uitdagend werkveld om ons in te bewegen. Het is echt fijn dat de meerwaarde van de bibliotheek wordt gezien door de overheid en de scholen. Volgend schooljaar gaan we verder met 9 dBos-scholen, maar er staan nog wat gesprekken gepland deze maand, dus wie weet.’
Wil je meer weten over de Rotterdamse aanpak rondom dBos? Neem contact op met Annemieke Boxem.